top of page
  • Rens

Papa Aucas, het geesteskind van Marius Hulswit

Publicatie: Staantribune

Wat een Nederlander, een inheemse Ecuadoriaanse stam en Shell met elkaar verbindt? Dit is het bijzondere verhaal van Marius Hulswit. Een landgenoot die 80 jaar geleden namens Shell in de Amazone neerstreek, in het oerwoud een groep inboorlingen ontmoette en zo geïnspireerd raakte dat hij een voetbalclub naar de stam vernoemde.


Juni 1944 Shell, Ecuador. Marius Hulswit stapt met een handvol geologen en een vertaler in een piepklein amfibievliegtuig naar de onherbergzame El Oriente, een gebied dat de helft van Ecuador bestrijkt en driemaal zo groot is als Nederland. In de volksmond beter bekend als de Amazone. Ze hebben een missie: nieuwe oliebronnen zoeken voor het Brits-Nederlandse bedrijf Shell. Urenlang zoemt het vliegtuig over een groene zee bomen, op zoek naar een geschikte locatie om te landen. Totdat in de verte een kale strook opdoemt die, naar inschatting van de piloot, volstaat als landingsbaan. Voordat het vliegtuig de rimboe in duikelt, slaan de inzittenden vluchtig een schietgebedje. Sommigen zelfs twee. Iets verderop staat een groep inboorlingen met grote ogen het vliegende object te bekijken. ‘Wat is dat in hemelsnaam?’, denken ze.


Nog geen minuut later landt het vliegtuig veilig aan de grond. Jubelend en opgelucht wurmt de bemanning zich uit het toestel. Totdat er tussen de lianen en bananenplanten geritsel klinkt. Verstijfd blijft het gezelschap staan. Loopt er een hongerige jaguar of een slecht gehumeurde krokodil? Plotseling komt er een schaars geklede groep homo sapiens op hen afgesneld, met speren zo groot als een biljartkeu. “Toen mijn vader landde stond er binnen een mum van tijd een groep inboorlingen naast het vliegtuig”, vertelt Mart Hulswit vanuit New York. “Ze kwamen uit het oerwoud gerend en hadden scherpe stokken in hun hand. Iedereen schrok, maar gelukkig begreep de vertaler wat ze zeiden. En wat bleek? Ze wilden de eieren van die ‘grote vogel’ hebben. De inboorlingen dachten dat het vliegtuig een vogel was”, lacht Hulswit. Deze ontmoeting met de ‘Aucas’-stam is voor de Nederlander de aanleiding om in Quito een voetbalclub naar de inboorlingen te vernoemen, een club waar hij grote successen mee viert en die tot de dag van vandaag in hoogste divisie in Ecuador speelt.


Marius Jan Frederik Hulswit ziet op 4 juni 1906 het levenslicht in Den Haag. Als puber beoefent Hulswit veel sporten, waaronder waterpolo. Iets wat hij leert van zijn vader, die op hoog niveau waterpolo speelt en zelfs meedoet aan de Olympische Spelen van 1908 in Londen. In zijn tienerjaren trekt voetbal zijn aandacht. Marius blijkt talent te hebben: tijdens zijn HBS studie voetbalt hij voor het hoogste universiteit elftal in de Hofstad. Studeren zelf is niet aan hem besteedt en Hulswit besluit, geholpen door een belabberde cijferlijst, vroegtijdig zijn opleiding te beëindigen. Via zijn vader krijgt hij een baantje bij Shell op Curaçao. Dit leidt naar een klus in San Lorenzo in Venezuela, waar hij een kleine raffinaderij mag opzetten. “Hij liet daar een voetbalveld aanleggen om samen met de plaatselijke arbeiders te voetballen. Als er een doelpunt werd gescoord, en een team juichte, deden de apen hen in de bomen langs het veld na. Die maakten gierende geluiden”, vertelt Hulswit.


Dankzij Shell - dat al sinds de jaren ‘20 olievaten oppompt in het land - groeit Venezuela uit tot de grootste olieproducent ter wereld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog voorziet het land de geallieerden van het zwarte goud, waarmee het een cruciale rol speelt in de vraag naar olie. In een poging om de olielijn over te nemen, vallen Duitse onderzeeërs de olietransporten aan, waardoor er problemen ontstaan in de export. Hierop stuurt Shell Hulswit naar Ecuador, waar hij gepromoveerd wordt tot hoofd arbeidszaken. De oliereus is dan al enige tijd actief in Ecuador. Op aanwijzing van geologen sticht het bedrijf in 1937, aan de westelijke rand van El Oriente, het dorpje Shell, een gehucht dat tot de dag vandaag nog bestaat. Volgens de geologen klotst de ruwe olie tegen de boomstammen op. Het ontbreekt de bevolking echter aan kennis en apparatuur om de olie te winnen. De overheid ontvangt het oliebedrijf met alle egards. Shell zorgt voor inkomsten en werkgelegenheid. Er is alleen een probleempje: de olie ligt op het grondgebied van de Aucas stam, een inheemse moordlustige groep die volledig in afzondering leeft. Waar en met hoeveel ze zijn is onduidelijk.


Hoe gevaarlijk deze groep is merkt Shell een paar jaar later. In 1942 vallen de Aucas een weerloos team Shell-arbeiders aan met speren en blaaspistolen, wat leidt tot de vermissing van drie personen. De aanval zorgt voor paniek binnen het bedrijf. In een poging om de werknemers terug te krijgen, zoekt Shell toenadering tot de Aucas. Door uit een vliegtuig geschenken, zoals tijdschriften, kleren en kammen te laten vallen, hoopt het contact te maken met de stam. Zonder resultaat: de lichamen van de Shell-arbeiders zijn nooit teruggevonden. In 1942 briest een redacteur van Shell Magazine:


“Ons personeel van de kampen in Ecuador valt onder de voortdurende dreiging van aanvallen van wilde Indianen. Deze geduchte inboorlingen, bekend onder naam ‘Aucas’, zijn naar hun gewoonten nomaden, lopen halfnaakt en blijken taaie weerstand te bieden aan de invloed der beschaving. Zij verbergen zich in het dichte woud, om bij verrassingen de blanken en de niet tot hun stam behorende inlanders te overvallen en op laffe wijze met hun acht voet lange speren van ‘chonta’-hout te lijf te gaan.”


Twee jaar later loopt Hulswit precies deze Aucas - wat in Quechua-taal ‘de mensen van de jungle’ betekent - tegen het lijf. Gelukkig zijn de jager-verzamelaars nu een stuk beter geluimd. Hulswit vervolgt: “Via de tolk konden ze contact maken met de stam. Onder toeziend oog en onder goedkeuring van de stam, zette de groep een tentenkamp op. Mijn vader raakte gefascineerd door de idealen en kennis van de stam.” Aucas zijn namelijk trots op de rivieren en bomen. Ze weten verbazingwekkend veel over de medicinale werking van planten en vinden moeiteloos de weg, dankzij hun verbluffende geografische kennis. Om te overleven jagen ze op wilde dieren, maar weigeren bijvoorbeeld herten te eten, omdat de ogen van een hert, te veel op die van een mens lijken. Dagenlang trekken de Shell medewerkers en de Aucas met elkaar op. “Ze aten, dronken en trapten tegen een geïmproviseerde bal aan. Op een goed moment gaven de Aucas de speer, die ze hadden gebruikt voor de aanval op de medewerkers in 1942, aan mijn vader. Deze hangt nu in mijn woonkamer in Manhattan”, vertelt Hulswit droogjes.


Net zoals in Venezuela, wil Hulswit in Ecuador een voetbalteam oprichten. Dit keer pakt hij het grootser aan en wil hij meedoen aan regiokampioenschappen van Pichincha, op dat moment het hoogste niveau, vanwege het ontbreken van een landelijke competitie. Samen met Shell directeur Enrique Illingworth Quevedo, richt Hulswit op 6 februari 1945, om vijf uur ‘s middags, de voetbalclub ‘Aucas’ op. Voor het leiden van een club heeft Hulswit geld nodig. “Hij had geregeld dat Shell de club financieel ging steunen. Hiervoor wilde Shell de club eigenlijk vernoemen naar het bedrijf: Deportiva Shell. Gelukkig verhinderde de Ecuadoriaanse bond dit: in de reglementen stond een verbod over het gebruik van bedrijfsnamen”, zegt Mart Hulswit opgelucht. “In het prachtige embleem zie je het silhouet van een Aucas strijder en zijn de kleuren overgenomen van Shell. Hoewel het logo wat veranderingen heeft doorgemaakt, is de basis nooit veranderd.”


Hulswit heeft grote plannen met de club herinnert sterspeler en aanvoerder Francisco López Campana in het boek Historia de Aucas van dr. Ramiro Montenegro: “Hij zei tegen mij: ‘Ik wil het beste team van Ecuador hebben.’” En zo geschiedde. Met hulp van Shell koopt Hulswit de beste spelers van Ecuador op en schrijft de club zich in voor de regiokampioenschappen van Pichincha. Om zijn belangrijkste spelers meer financiële zekerheid te geven, krijgen zij een baantje toegespeeld bij Shell. Dankzij dit beleid floreert de club: Aucas pakt vijf opeenvolgende kampioenschappen in Pichincha (1945, 1946, 1947, 1948, 1949). Met spelers als Francisco ‘Pancho’ López en Leonardo ‘Ovejo’ Andrade blijft Aucas zelfs dik drie jaar ongeslagen. Op het hoogtepunt, in 1946, wordt het officieus bekroond tot Ecuadoraans team van het jaar.


Hoewel de Ecuadorianen bij de oprichting sceptisch zijn over de bemoeienis van Shell, groeit Aucas in de beginjaren uit tot El Idolo de Quito (De Idool van Quito), met de grootste supportersschare van de het land. Tijdens thuiswedstrijden zit Estadio El Ejido volgepakt met zo’n 15.000 Ecuadorianen. Onder het bewind van Hulswit manifesteert Aucas zich graag als een sociale vereniging, met een behulpzaam oog voor de minder bedeelden. De club organiseert vriendschappelijke wedstrijden om middelen in te zamelen voor het Rode Kruis, voor de slachtoffers van aardbevingen, maar ook om geblesseerde spelers van alle andere teams financieel te ondersteunen. Het levert de club de vertederende bijnaam Papá Aucas op. Hulswit maakt alle gloriejaren van Aucas mee, maar moet zijn betrekkingen bij de club in 1950 abrupt beëindigen.


In januari van dat jaar besluit Shell om Ecuador te verlaten. De oliewinning in de Amazone valt, ondanks dat de overheid duizenden extra hectares beschikbaar stelt, tegen. Noodgedwongen en met betraand gelaat, keert Hulswit terug naar Nederland, waar hij zijn leven vervolgt in Naarden. Even staat het voortbestaan van de club op het spel. Een verslaggever schrijft op 23 januari 1950 een emotioneel betoog in de krant El Comercio:


“Het kan niet waar zijn dat Aucas zal verdwijnen. Dan zou al het werk van Shell en vooral van de heer Hulswit, onze president, voor niets zijn geweest. We moeten nu doorgaan op het pad van het succes, dat we sinds onze oprichting hebben betreden. Aucas kan en mag niet verdwijnen, omdat het de meest briljante voetbalclub in de regio is.”


Om te voorkomen dat de club verdwijnt, springt de achterban in de bres: een groep toegewijde supporters neemt de leiding over. Als eerste daad roept de kersverse voorzitter Guillermo Alarcon Hulswit uit tot erevoorzitter van de club. Onder het nieuwe bestuur weet Aucas ook zonder Hulswit in 1951 de regionale titel te behalen. Na de invoering van het betaalde voetbal, in 1954, behaalt de club de landstitel in 1959 en 1961. Zestig jaar later zijn deze twee landstitels, op een aantal promoties na, het enige zilverwerk van Aucas. Hierdoor is het enthousiasme van de club enigszins achteruit gegaan. Maar nog altijd heeft de club één van de grootste supportersschares van het land en staat het bekend als een slapende reus, die soms wakker geschud moet worden.


Zoals in 2012. Toen er een karavaan van 15.000 hinchas naar een promotiewedstrijd in het zuidelijk gelegen Ibarra trokken. Of voor de wedstrijd tegen Deportiva Universitaria de Portoviejo in 2014, toen er 35.000 man in Estadio Olímpico Atahualpa getuige waren van een 1-1 gelijkspel, en Aucas promoveerde naar de Serie A. De meest trouwe aanhang, supportersgroep Armagedón (opgericht in 1998), is elke wedstrijd aanwezig. Armagedón toont met haar naam trouw te blijven tot het einde der dagen, ongeacht de ijzige leegte in de prijzenkast. De harde kern maakt subtiele verwijzingen naar het verleden, met leuzen op spandoeken als ‘El Oriental’ en ‘Papa Aucas’. Ook verkleden sommige aanhangers zich op wedstrijddagen als inboorling en zie je het Aucas silhouet terugkeren in het rood-gele Estadio Chillogallo. Door het sociale karakter heeft Aucas een aantrekkingskracht tot de lage arbeidersklasse, maar ondervindt het ook steun van hooggeplaatste politici. Zo staat de huidige president van het land, Lenin Moreno, bekend als een verstokte Aucas aanhanger.


Marius Hulswit overleed op 19 juni 1980 op 74-jarige leeftijd in zijn huis aan de Jan Ter Gouwweg in Naarden. Maar de trotse Ecuadorianen zullen hem nooit vergeten. Vlak voor zijn vertrek uit Ecuador kreeg Hulswit, uit handen van president van Ecuador Velasco Ibarra, een lid van verdienste onderscheiding (Al Merito) voor zijn werk in de Ecuadoraanse sport. Ook de link met de inheemse bevolking maakt de achterban trots. Veel supporters leven in kleine dorpjes rondom Quito, waar tradities en waardes van oude beschavingen in stand zijn gehouden. In het regenwoud leven nog steeds etnische groepen die buiten de huidige beschaving blijven. Mensen die nog nooit een computer of een auto hebben gezien. Helaas zijn dat er door commerciële doeleinden, zoals houtkap en oliewinning, steeds minder en dat doet elke Ecuadoriaan pijn. Op termijn zullen ze waarschijnlijk allemaal uit het oerwoud komen, maar zolang de voetbalclub Aucas blijft bestaan, zijn ze toch een klein beetje levend.

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page